Dierenleed heeft in mijn leven, tot een zeker moment, een hele kleine rol gespeeld. Altijd meer dan niets, maar een kleine. Ik besloot op mijn 7e vegetariër te worden nadat mijn moeder me een folder liet zien over het slachten van dieren. Het vormde soms obstakels, zoals de worstenbroodjes op school die ik niet kon eten, uit eten met opa en oma of blijven spelen bij vriendjes. Toen ik wat ouder werd, na de middelbare school, ontdekte ik dat sommige mensen vegetarisme niet genoeg vonden. Er was ook nog zoiets als veganisme. Ik stelde me er de grijze lange krullenbossen op gerimpelde gezichten van dunne mensen met corduroy broeken bij voor en bedacht me dat veganisme echt een stap te ver voor mij was. Het woord ‘extreem’ kwam ook vaak terug in gesprekken erover. Geen kaas of eieren eten vond ik onzin. Als ik koeien in de wei zag had ik ook altijd het idee dat melkkoeien in Nederland totaal geen leed ondervonden. Ze staan lekker in de wei, geven melk en hebben een sociale gemeenschap met elkaar. Wat maakt het uit?
Het begon steeds meer te knagen. Waarom doe ik dit nog?
Op mijn 24ste was daar nog steeds niets in veranderd. Mijn vriendin en ik aten heel graag kaas, elke dag, in flinke hoeveelheden. Op brood, over ovenschotels, door het roerei of los met een vlaggetje erin geprikt. In diezelfde periode begon Hyves een grotere rol te spelen in het leven van mijn vriendin. Daar waren veel discussies over dierenleed en welzijnskwesties. We woonde op dat moment net op onszelf en hadden het er vaak over. Tijdens de Europese verkiezingen van 2009 hingen er posters bij ons in de ramen voor de Partij voor de Dieren. We begonnen met het kopen van vegetarisch gestremde kaas, snoep zonder gelatine en eieren van de kippen van de buurman. Het woord veganisme begon zijn intrede te doen bij onze gesprekken. Ik herinner me heel goed dat ik vaak gezegd heb: “Laat iedereen maar vegetariër worden! Dan is de wereld al gered. Waarom moet ik nóg verder gaan als ik al zo goed bezig ben?”. Langzaam maar zeker kwamen we er achter, vooral via internet, dat melk en eieren net zo goed voor direct dierenleed zorgde. Hoe koeien en kippen mishandeld werden, te kleine ruimtes hadden en wanneer geboren met het verkeerde geslacht direct naar de slager mochten of zelfs gewoon weggegooid werden. Het begon steeds meer te knagen. Waarom doe ik dit nog?
Op een dag zei mijn vriendin tegen me: we moeten veganisme gewoon gaan proberen. Er zijn voldoende alternatieven en we kunnen het niet naar onszelf verantwoorden dat we pretenderen goed voor dieren te zijn terwijl we ze wel laten vermoorden voor hun producten. Vanaf dat moment waren we veganist. We informeerde onszelf erg goed. Wat kan ik het beste eten? Welke vitaminen moet ik bijslikken? Zijn mijn bloedwaarden nog goed? We kochten alternatieven voor de kaas die we altijd op ons brood hadden gedaan: Tartex, jam, pindakaas. We zochten zelfs naar daadwerkelijke kaasvervangers. Deze bleken toentertijd helaas dun gezaaid en de namaakkaas die de natuurvoedingswinkel had was echt niet lekker. Gistvlokken hielpen bij gerechten en Tartex op brood was prima te doen. De markt voor alternatieven groeide gestaag en inmiddels valt er niets meer te missen. Ik drink graag bepaalde melk-alternatieven en de soja-yoghurt heeft alle vooroordelen die ik had over soja (zelfs als vegetariër) weggenomen. Er is Kala-Namak voor een ei-smaak (die ik nog steeds waardeer) en we hebben inmiddels het fantastische Wilmersburger voor de ovenschotels, pizza’s, tosti’s en zelfs broodjes kaas.
Jon Koeter