Om direct met de deur in huis te vallen: de beste reclame tegen zuivel is voor mij de melkboer zelf geweest. Voor ik dierlijke ingrediënten in het geheel heb afgedaan, ben ik eerst bijna twee jaar vegetariër geweest. Zuivel, ei, honing, wol, zijde; ik gebruikte het nog allemaal ‘want dat waren tenminste geen karkassen zoals je bij de slager zag liggen’. De realiteit dat zuivel en eieren minstens zo dieronvriendelijk zijn als ander diermisbruik (vlees; vis; bont; leer etc.) drong pas echt tot me door toen ik op bezoek ging bij een biologische melkboerderij. Hoewel ik er naartoe ging met het idee daar allemaal blije en vrije dieren te zullen zien die tot hun laatste levensdagen alleen maar mooie dingen zouden mogen meemaken, bleek echter het omgekeerde de harde realiteit. Niet alleen vertelde de boer dat diens koeien slechts een beperkt aantal dagen per jaar buiten de stal mochten komen (doch minstens genoeg om ten minste stempel ‘biologisch’ te krijgen), ook sprak deze nadrukkelijk over melkquota.

De boer was er trots op hoeveel melk hij van deze dieren kon onttrekken en de boer benoemde daar ook specifieke aantallen bij welke hij van de koeien verwachtte te kunnen melken. Op de vraag wat er dan stond te gebeuren met een koe indien deze de gestelde hoeveelheid melk niet wist te behalen, antwoordde de boer zonder enige schroom: ‘die gaat dan naar de slacht’. Wow. Dus het mooie sprookje van koetjes die blij in de weide huppelen – dat bleek niet helemaal niet zo waar als gedacht. Het dier werd dus in het geheel gereduceerd tot een product; tot melkmachine voor de boer, in plaats van als levend wezen met intrinsieke waarde welke melk aanmaakt voor haar kalf. Linksom of rechtsom: de koe zou uiteindelijk worden gedood wanneer de boer dit wenselijk achtte, daar zij gezien werd als een zuivelapparaat en niet als een levend wezen met eigen belangen, interesses en emoties.

Vegetarisme bleek overduidelijk niet genoeg: wilde ik echt iets voor andere dieren kunnen betekenen, dan diende ik elke vorm van diergebruik te mijden.

Door het van de boer zelf te horen – degene die het meest gebaat was bij het vasthouden aan de vertekende realiteit met het valse idee dat ‘melk goed is voor elk’ (maar dus niet de koe) – landde pas echt de boodschap bij mij dat ‘biologisch’ net zo problematisch is als de ‘reguliere’ manier van diergebruik. Wilde ik het beste met andere dieren voor hebben, dan diende ik deze producten in het geheel af te zweren. Aan elk glas melk of elk product met zuivel erin kleefde immers de onvermijdelijke realiteit van verkrachte moederkoe, gedood stierenkalf en uiteindelijk weer geslachte melkkoe. Die industrie, deze vreselijke manier van omgang met levende en emotierijke wezens, was er één welke ik niet langer kon blijven steunen.

Ik moest hier iets tegen doen; de koe mocht niet het slachtoffer zijn van mijn consumptie. En zo geschiedde. Vlak na het bezoek aan de (biologische) melkboerderij ben ik in het geheel afgestapt van diergebruik, dus naast zuivel ook ei, honing, zijde, wol en andere producten die normaliter wel als ‘vegetarisch’ worden beschouwd, maar evenzeer kwalijk zijn voor de dieren – biologisch of niet. Vegetarisme bleek overduidelijk niet genoeg: wilde ik echt iets voor andere dieren kunnen betekenen, dan diende ik elke vorm van diergebruik te mijden. Veganisme bleek de enige realistische optie. Sindsdien ga ik dan ook vol trots door het leven als veganist; een levenswijze welke ik nu vier jaar aanhoud – en waar ik nog elke dag meer dan bewust voor kies, bovenal voor de vele koeien en alle andere dieren die ik met elke plantaardig alternatief een hoop misbruik bespaar.

x Daryo